Brandbronnen in Leidsche Rijn

Om de brandbron aan te leggen boren we een gat in de grond met behulp van een spoelboormachine. Tijdens het boren wordt het boorwater met zand in een grote container gepompt. Om exact te weten wat de grondslag is, is er per meter een grondmonster uit de container gehaald. De monsters laten zien met wat voor soort grond we te maken hebben en bepalen de einddiepte van de boring. In dit geval is de brandbron tot ongeveer 35 meter diep geboord.

Wanneer de einddiepte is bereikt, is in het boorgat een 25 meter filterbuis en een 10 meter blinde buis geplaatst. De ruimte tussen de filters en het boorgat is bij het filtergedeelte aangevuld met filtergrind. Vanaf de blinde buis wordt de ruimte gevuld met kleikorrels en aanvulgrind tot aan het straatniveau. In de container is een schot aanwezig die de grond tegenhoudt. Daarna stroomt het spoelwater, zonder zand en klei, terug in het geboorde gat.

In dit geval worden de brandbronnen met een bovengrondse bronkop met een vaste aansluiting afgewerkt. De bronnen kunnen ook ondergronds worden afgewerkt in een pompput met een optilbare inhanger, zodat de brandweer daar makkelijk gebruik van kan maken.